Artikel | 1 november 2024 | 2 minuten
Ook al treedt het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR) waarschijnlijk niet eerder dan in 2026 in werking, tóch is het goed om je hier als werkgevende en als zzp’er alvast in te verdiepen. Vanaf 1 januari 2025 verscherpt de Belastingdienst namelijk al wel het toezicht op schijnzelfstandigheid. Welke criteria zullen gaan gelden en waar moet je als werkgevende dus goed op letten? Daarnaast geven we je elf casussen waaruit blijkt wanneer er juist wél of juist géén sprake is van schijnzelfstandigheid.
Het wetsvoorstel dat het onderscheid tussen zzp-ers en werknemers beoogt te verduidelijken, ligt momenteel bij de Raad van State voor advies. Een eerdere versie kreeg veel kritiek. De (nieuwe) minister van Sociale Zaken, Eddy van Hijum, zal een gewijzigde versie van het wetsvoorstel voortzetten. Dit blijkt uit het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel neemt nog wel wat tijd in beslag en treedt daarom niet eerder dan in 2026 in werking.
Omdat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 al wel het toezicht op schijnzelfstandigheid verscherpt, is het wel goed om nu alvast te beoordelen of je te maken hebt met een ‘echte’ zzp’er of dat er misschien toch sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het werken met zzp’ers is namelijk niet zonder risico.
De wetgever beoordeelt of er sprake is van een zzp’er of arbeidsovereenkomst aan de hand van de volgende elementen en indicaties die ze naast elkaar zetten en afwegen:
Zijn W en Z allebei in vergelijkbare of beperkte mate aanwezig, dan kunnen de OP-kenmerken (het aanwezige ondernemerschap van de persoon) de doorslag geven.
Wegen W en Z even zwaar, dan kijkt de wetgever of de werkende zich als ondernemer in het maatschappelijk verkeer gedraagt (OP). Gedraagt de werkende zich in het economisch verkeer bij het verrichten van vergelijkbare werkzaamheden meestal niet als ondernemer, dan is er wel sprake van een arbeidsovereenkomst.
Lees hier welke indicaties de wetgever gebruikt bij de beoordeling op schijnzelfstandigheid en hoe de beoordeling er van schijnzelfstandigheid schematisch en in de prakijk uitziet.